Bezittelijk voornaamwoord
Met het bezittelijk voornaamwoord kun je het (grammaticale) bezit van mensen en dingen aangeven. In het Nederlands zeggen we bijvoorbeeld 'mijn vader' of 'haar broer'.
In het Nederlands passen we het bezittelijk voornaamwoord aan op de bezitter. Als we het hebben over de vader van een meisje, dan zeggen we 'haar vader'. Het meisje is namelijk vrouwelijk.
In het Frans kijken we niet naar de bezit, maar naar de bezitter.
Voorbeeld:
Dat is mijn broer.
C'est mon frère.
Dat is zijn zus.
C'est sa soeur.
ATTENTION!
Als een vrouwelijk woord begint met een klinker, dan gebruik je toch de mannelijke vorm. Dat doe je om klinkerbotsing te voorkomen.
Dat is mijn vriendin. C'est ma amie. C'est mon amie.Voorbeeld: Dat is mijn broer. C'est mon frère.
Dat is zijn zus. C'est sa soeur.
ATTENTION!
Als een vrouwelijk woord begint met een klinker, dan gebruik je toch de mannelijke vorm. Dat doe je om klinkerbotsing te voorkomen.
Dat is mijn vriendin. C'est ma amie. C'est mon amie.
mannelijk
vrouwelijk
meervoud
Mijn
mon
ma
mes
Jouw
ton
ta
tes
Zijn / haar
son
sa
ses
Ons / onze
notre
notre
nos
Jullie / uw
votre
votre
vos
Hun
leur
leur
leurs