Conditionnel
De conditionnel herken je in het Nederlands door het woordje 'zou', bijvoorbeeld in de zin 'ik zou gaan hardlopen, maar het ging regenen.'.
Voor regelmatige werkwoorden geldt het volgende schema om de conditionnel te vervoegen:
De stam is het hele werkwoord, behalve bij de werkwoorden op -re. Daar haal je de -e weg, anders ontstaat er klinkerbotsing.
-er
jouer
je jouerais
tu jouerais
il / elle / on jouerait
nous jouerions
vous joueriez
ils / elles joueraient
-re
perdre
je perdrais
tu perdrais
il / elle / on perdrait
nous perdrions
vous perdriez
ils / elles perdraient
-ir
finir
je finirais
tu finirais
il / elle / on finirait
nous finirions
vous finiriez
ils / elles finiraient
Onregelmatige werkwoorden
De meeste onregelmatige werkwoorden hebben alleen een onregelmatige stam in de conditionnel. Voor de rest kan je gewoon de regel volgen.
zijn
hebben
doen / maken
mettre
sortir
je serais
j'aurais
je ferais
je mettrais
je sortirais
aller
pouvoir
vouloir
prendre
devoir
j'irais
je pourrais
je voudrais
je prendrais
je devrais
Extra oefenen
Oefening 1
Oefening 2
Oefening 3
Oefening 4
Oefening 5