Vergelijkingen

Vergelijkingen gebruik je om dingen of mensen met elkaar te vergelijken. Hieronder zie je in een schema hoe je in het Frans vergelijkingen kan gebruiken. 

Le plus

Le plus petit garçon

Plus que

Il est plus petit que Jacques.

Aussi que

Il est aussi petit que Frédérique. 

Moins que

Il est moins petit que mon frère. 

Le moins

Il est le moins petit. 


Attention:

Er zijn uitzonderingen in de vorm van de vergelijking. Hieronder vind je een aantal voorbeelden. 

 

Bijvoeglijk naamwoord / bijwoord

Bon

Bien

Mal

 

Vergrotende trap (comparatief)

 

Mieux

Meilleur

Pire

Overtreffende trap (superlatief)

 

Le mieux

Le meilleur

Le pire

Nederlands

 

goed - beter - de beste

goed - beter - het beste

slecht - slechter - het slechtste