Étappe 1

Objectifs spécifiques:

  • Ik kan de doelen en criteria van deze module benoemen. 
  • Ik kan belangrijke informatie over een artiest begrijpen in een tekst op A2/B1 niveau met behulp van vragen en soms met behulp van mijn docent. 
  • Ik kan een chanson in enkele zinnen beschrijven (auteur, sfeer, globaal verhaal) en er mijn mening over geven in een of twee zinnen na 4 keer naar het chanson te hebben geluisterd. 

Outils

1. Comprendre de l'information importante sur la vie d'un artiste. 

a) Om informatie te verzamelen over de artiest kan je gebruik maken van de volgende vragen, maar je kan ook de vragen in het boek gebruiken. Je schrijft deze informatie in het Nederlands op.  

  1. Comment s'appelle l'artiste? 
  2. Quelle est la date de naissance et le lieu de naissance de l'artiste? 
  3. Quel est son genre musical? 
  4. Quels évènements ont attribué à la carrière musical de cet artiste? Nommez deux. 

 

b) Vergelijk de informatie die jij hebt gevonden met die van je buurman of buurvrouw. Zijn er verschillen? 

2. Comprendre l'ambiance dans une chanson. 

Je luistert nu 4 keer naar het chanson. 

 

  1. Est-ce que les tons sont positifs ou négatifs? Pourquoi? 
  2. Qu'est-ce qui se passe dans les différents couplets? Notez l'histoire dans quelques mots. 

3. Présenter une chanson

a) Je hebt nu informatie verzameld over de artiest en het chanson. Deze informatie ga je nu gebruiken voor een eerste versie van je critique, door een aantal zinnen te schrijven. Om je antwoorden te structureren kan je gebruik maken van de vragen hieronder. 

  • Comment s'appelle la chanson? 
  • Comment s'appelle l'artiste? 
  • Quelle est la date de naissance de l'artiste?
  • Quel est le genre musical de cet(te) artiste? 
  • Est-ce que l'ambiance de la chanson est positive ou négative? 
  • Quelle est l'idée principale de la chanson? 
  • Est-ce que tu aimes la chanson? 
  • Pourquoi (pas)?

 

b) De zinnen die je bij a hebt gemaakt vormen de basis van je critique. Deel ze nu, met behulp van het schema op pagina 55, in de juiste tekstdelen in. 

 

c) Klaar? Lees je zinnen door. Zijn er zinnen die je met behulp van signaalwoorden aan elkaar kan plakken? Je vind de signaalwoorden in de woordenlijst aan het einde van het hoofdstuk.